De context

Lasting Fields in de Praktijk (hierna LFidP)  heeft oa gefunctioneerd als voorloperproject voor de Akker van de Toekomst.

Het algemene beeld van 2022:

Een aantal basisfactoren:

  1. winter 21/22 was gemiddeld zeer zacht (geen enkele vorstperiode) en (met name februari erg) nat. Eind februari trad overgang naar zonnig weer op hetgeen goed beschouwd volhield tot eind augustus. Het groeiseizoen werd aldus gekenmerkt door lang aanhoudend warm en droog weer
  2. In tegenstelling tot de voorgaande jaren was er in 2022 geen sprake van zeer afwijkende weersfenomenen zoals hagel of nachtvorst.
  3. 2022 was ook het eerste jaar op een nieuw perceel en met een ietwat gewijzigde opzet qua vruchtwisseling
  4. beschikbaarheid van machines: evenals vorig jaar moest soms gewacht worden op mogelijkheden van derden. Overwegend konden de ideale momenten “gepakt” worden.
  5. De oorspronkelijke vegetatie (die vorig jaar was doodgespoten met Roundup) is op 15 maart ondiep geploegd en meteen bewerkt met een rotoreg om verdere uitdroging te voorkomen.

Vruchtwisseling:

Dit nieuwe perceel was de afgelopen 3 jaar luzerne met daarin 2 bloemrijke kruiden stroken. Het perceel is in die jaren onbemest gebleven.

Er is in de nieuwe opzet gekozen voor de volgende vruchtwisseling: pootaardappel – grasklaver – zaaiui – peen – pootaardappel – grasklaver – rode biet – tulp. Vanwege late besluitvorming hieromtrent en de op dat moment onzekerheid over de voortgang van het project is ervoor gekozen om de tulp en peen nog niet in te vullen en in 2022 te vervangen door grasklaver.

Deze specifieke vorm van vruchtwisseling is gekozen vanwege de te verwachten chemie-loze bestrijding van aardappelopslag. Daarnaast verwachten we een gunstig effect van de opvolging ui – peen ten behoeve van de peen (zowel ervaringen in de praktijk als op de Boerderij van de Toekomst in Lelystad wijzen daarop)

De grootste uitdaging bij deze vruchtwisseling ligt in het realiseren van een bodemvriendelijke oogstmethode voor de peen.

Bemesting:

Allereerst hebben we de bodembalansanalyse van Van Iersel als uitganspunt genomen (zie bijlage I). Aangezien de voorvrucht bestond uit een drie-jarige luzerne (met een tweetal bloemenstroken die zoveel mogelijk naast de uien, rode biet en aardappelen zijn gepland) konden we uitgaan van een redelijke N-nalevering. Op grond daarvan is ervoor gekozen om als basisbemesting kippemestkorrels in te zetten; dit is beperkt tot omgerekend resp 72 kg N/ha bij de aardappelen, 68 kg N/ha bij de uien en 88 kg N/ha bij de rode bieten.

Ook is op basis van grondmonsteranalyses besloten om een geringe gift van 70 kg/ha Kieseriet (17,5 kg Mg en 35 kg SO3/ha) op de rooivruchten te strooien.

Centraal stonden dit jaar de bladsapanalyses (zie bijlage II) als hulpmiddel om te bepalen of er nog verdere bijbemestingen gegeven zouden moeten worden. Dat is feitelijk redelijk goed verlopen zij het dat we enige reserves omtrent dat oordeel in acht moeten nemen tav de rode biet. Afgezien van die bieten (onzeker qua oordeel) is de N voorziening geen beperkende factor geweest tav de uiteindelijke opbrengst.

Er is dit jaar geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om via de driptape meststoffen te geven.

Dat alles heeft ertoe geleid dat er dit oogstjaar 2022 geen gebruik is gemaakt van N, P of K- kunstmest.

Evenals voorgaande jaren heeft er in elk rooivruchtgewas een klein proefblokje gelegen waarop de firma Weerbaar Telen (Eddo de Veer) zijn eigen behandelstrategie heeft uitgevoerd. Ook dit jaar weer met (behalve in de uien) betere opbrengstresultaten met name in de rode biet. De gewassen op deze proef (muv de uien), zien er beduidend vitaler uit hebben meer blad en zijn donkerder groen wat duidt op een betere fotosynthese-opbrengst. Tevens laten de bladsapanalyses een gemiddeld hogere N beschikbaarheid en ruimere aanwezigheid van de meeste sporenelementen zien.

Rooi-ervaringen

In tegenstelling tot voorgaande jaren is het rooien van de pootaardappelen, zaaiuien en rode biet gewoon prima verlopen.  Dat kwam waarschijnlijk oa omdat we itt voorgaande jaren de uien en bieten op een licht  verhoogd (ong. 6 cm) zaaibedje hebben ingezaaid.

Wel kwamen we er bij het aardappelrooien achter dat het ophangpunt van de opraper constructief op een te hoge plek zat; dat verklaart voor een belangrijk deel de verliezen die we in de afgelopen jaren geconstateerd hebben.  Uiteraard is de ophanging meteen daarna  veranderd.

Gewas-specifieke resultaten   (opbrengsten in ton/ha op basis van proefrooi minus 10%)

Pootaardappelen (Levante)   15-4 gepoot;  22-7 loofgetrokken;  5-8 oogst (meteen erna ingezaaid met grasklaver)

  • We hebben geen luizen van belang gezien en de selectie verliep ook moeiteloos
  • nauwelijks viruszieke planten eruit gehaald en nacontrole prima
  • Er is 4 x water gegeven dmv driptape; al met al zo`n 44 mm
  • Er is 2 x voorbehoedend gespoten met een middel tegen phytoftora aangezien er enige ziektedruk in de omgeving werd geconstateerd. Mogelijk zou 1x voldoende zijn geweest.
  • opbrengst : 51 ton/ha; hier past bij te vertellen dat het deel waar we met groter pootgoed hebben geplant een opbrengst had van 58 ton/ha)
  • Aangezien het einde van de gewasgroei besloten is op basis van knolgrootte ligt er nog een perspectief om middels grotere knolzetting tot betere opbrengsten te komen; in dat geval zou een licht hogere bemesting ook op z`n plaats zijn.

Uien (Hylander)           23 april gezaaid;  31 augustus gerooid

  • Hier past het op te merken dat de uien door de kieseriet bemesting (daardoor zoutschade) een te geringe feitelijke opkomst had. Dan is er het gegeven dat we uitgaan van een zaaimachine die 4 x dubbelrijtjes (op onderlinge afstand van 11 cm) op een teeltbed van 2,8m heeft. Dat leidde in dit jaar tot een veel te krappe bezetting van uienplanten/ha, waardoor de opbrengstpotentie te gering was. Dit effect is in uien op het missen van zeker 25% opbrengstcapaciteit te schatten.
  • Om verdere schade te voorkomen aan de jonge plantjes is ervoor gekozen om geen chemische toepassingen te doen tegen onkruiden. En dus de beheersing van onkruiden volledig te stoelen op schoffelen gecombineerd met handmatig wiedwerk.
  • Er is nog geëgd voor opkomst en vervolgens geschoffeld op 25 mei, 14 juni, 7 en 9 juli
  • Onder andere daardoor uiteindelijk teveel handwerk tav onkruid (80u/ha)
  • Begin juli zijn er trips-aantastingen geweest die uiteindelijk betrekkelijk veel schade hebben gegeven. De trips-aantasting is te laat onderkend en ook onderschat met waarschijnlijk aanzienlijke gevolgen voor de opbrengst.
  • Er is 11 x water gegeven dmv driptape; al met al zo`n 80 mm
  • op 1 en 22 augustus is voorbehoedend tegen valse meeldauw en bladvlekkenziekte met het middel Fandango gespoten. Mogelijk zou ook hier 1x voldoende zijn geweest; van beide ziekten is geen noemenswaardige opbrengstconsequentie gezien.
  • De afrijping verliep normaal
  • Op 6 september zijn de uien opgeladen
  • opbrengst: 38 ton/ha. Goed beschouwd te laag; wel kwalitatief prima uien!

Rode bieten (Bazzu rhizomanieresistent) 1-6 gezaaid;  19-10 geoogst

  • Voor het zaaien is het veldje 3x bewerkt cq zaai klaar gelegd (resp 21 april, 18 mei en 1juni)
  • Ook bij dit gewas beperkt de gebruikte zaaitechniek (met 4 dubbel rijtjes op 3 meter bed
  • Ook hier is niet tegen onkruid gespoten omdat we ervan uitgingen dat er na luzerne minder onkruiden zouden opkomen (ervaringskennis waar je helaas niet altijd op kan rekenen is gebleken)
  • 14 juni, 7 en 9 juli geschoffeld
  • Teveel handwerk tav onkruid 60 u/ha
  • opbrengst: 63 ton/ha
  • zowel bij de veldjes van Weerbaar Telen als een strookje (half bed) waar vorige jaren bloemen stonden is een opbrengst bepaald van ruim 90 ton/ha.
  • Het veld is eind augustus aangetast geraakt door een bladvlekkenziekte waartegen niet gespoten is.
  • Bijzonder waarneming is dat de veldjes van Weerbaar Telen een aanzienlijk snellere en forsere ontwikkeling (ruim 30% meer blad en veel donkerder groen) hadden die uiteindelijk ook tot uiting kwamen in een betere opbrengst , ondanks dat deze veldjes ook (zij het 2 weken later en vertraagd) werden “gepakt” door de bladvlekkenziekte
  • Het meest bijzonder was de waarneming van een strookje (met bloemen/kruiden voorvrucht) die geen last kreeg van de bladvlekkenziekte en daardoor een heel goede opbrengst voortbracht.

Afsluitend en terugkijkend

Opvallend kenmerk van het groeiseizoen 2022 qua weer is een langdurige periode van warm en droog weer. In het geval van de AvdT ook geen grote buien tussendoor.

De pootaardappelen zijn een groot succes geworden; zowel qua opbrengst als qua ziekten en plagen  en met een minimale inzet van chemie.

Voor de uien en rode bieten geldt dat de gebruikte zaaimachine met om de 75cm een dubbele rij (met onderlinge afstand van 11 cm) een te open gewasstructuur geeft die daardoor de opbrengstpotentie negatief beïnvloedt. We beraden ons op oplossingen daarvoor die echter ook meteen invloed heeft op de toepassing van driptape, spuittechniek en de oogstmechanisatie.

Tav de doelen kunnen we concluderen dat we het leeuwendeel bereikt hebben.

Alleen de inkomensdoelstelling is waarschijnlijk net niet gehaald vanwege te lage opbrengsten bij de uien en teveel handwerk in de uien en (in mindere mate) bieten.

  • De inzet van chemie is teruggebracht met 98% tov de inzet in KWIN met dezelfde gewassen
  • Er is überhaupt geen inzet van kunstmest geweest; alles is voorzien met circulaire vormen van meststoffen
  • Het doel om fossiele energie-inzet met 40% te verminderen is gehaald
  • Het doel om het watergebruik met 80% te verminderen is niet gehaald: ingeschat is dat zo`n 50% geweest
  • Ook het doel tav biodiversiteit mogen we als gehaald beschouwen.

Het perspectief van de oorspronkelijke set aan maatregelen/onze gereedschapskist

Er zijn een aantal zaken/maatregelen waarover we nu na 2 jaar wel tussentijdse conclusies mogen trekken.

Strokenteelt

  • We hebben in 2021 geconcludeerd dat strokenteelt in de vorm van elke strook van 3 meter een ander gewas landbouwkundig absoluut niet gebracht heeft waarop is gehoopt. Daarna is, ook vanwege overgang naar een ander (kleiner) veld, overgestapt naar de breedst mogelijk vorm van individuele gewasveldjes; in ons geval 3 x 3,15 m breedte
  • We hebben besloten conform de overwegingen in voorgaand verslag om met een vruchtwisseling te werken met een even aantal gewassen. Dat opent de mogelijkheid om met paren van gewassen te werken waardoor je niet het gehele opp. van een bedrijf hoeft af te rijden om een bepaald gewas te “behandelen”. Dat zal de kwaliteit van de kopakkers zeker goed doen. Tevens zal daarmee de meest gunstige combi van 2 gewassen gezocht kunnen worden.

Vruchtwisseling

We zijn in 2022 gestart op een nieuw veld waar de 3 jaren ervoor luzerne (met 2 stroken van 9 meter breed kruiden) had gestaan. Deze luzerne is in di jaren nooit bemest geweest.

Allereerst is een opzet van een vruchtopvolging gemaakt, die er als volgt uit ziet:

P.aard – grasklaver – uien – peen – P.aard – grasklaver – rode biet – tulp.

Ruimtelijk is de opzet zo gemaakt dat zowel de aardappelen alsook de grasklaver aaneengesloten worden geteeld.

Voor het groeijaar 2022 is omwege de toenmalige onzekerheid van doorgaande financiering besloten om ons te beperken tot de teelten van pootaardappelen, grasklaver, uien en rode biet.

Al met al is een vruchtwisseling bedacht die enerzijds behoorlijk intensief is met de invulling van 75% rooivruchten, wat in principe bijdraagt aan de inkomensdoelstelling.

Anderzijds kunnen we ervoor zorgen dat door de techniek van onbereden teeltbedden toe te passen de negatieve gevolgen van de zg late oogsten erg minimaal zijn en het mogelijk blijft om de strategie van zo lang mogelijk “groen” ook gedurende de winter vol te houden.

Onbereden beddenteelt en lichte machines 

  • Deze keuzes hebben absolute voordelen tav laag (fossiel) energie gebruik en aanzienlijke beperking van de belasting op de bodem.
  • Wel verdient het aanbeveling om te streven naar combinatie van bewerkingen in 1 werkgang en sowieso het aantal benodigde bewerkingen te beperken.
  • Er blijft nog een hele uitdaging liggen om te komen tot oogstmethodes die beperking van bodemlast combineren met voldoende capaciteit en lage kosten.

Gebruik maken van interne planteigenschappen

  • De grote tegenvaller van afgelopen natte groeiseizoen 2021 is het doorbreken van zowel phytoftora- als valse meeldauwresistenties.
  • Aangezien de populatiedynamiek van die ziekteverwekkers onvoorspelbaar is, was het afwachten wat deze resistenties zouden “doen” in 2022. Achteraf kunnen we stellen dat deze ziekteverwekkers geen problemen hebben opgeleverd, weliswaar wellicht mede door beperkte inzet van chemie. Afdoende/tijdige en plaatsgewijze voorspelling van het optreden van deze ziekteverwekkers is eigenlijk onontbeerlijk om zuinig om te kunnen gaan met de inzet van chemische middelen (om oogstreductie en kwaliteitsverlies tegen te gaan)
  • De inzet van vlinderbloemigen is een belangrijke motor geweest om de inzet van kunstmest-N te verminderen

 

  • Bladsap-analyses lijkt een goed besluitvormingsinstrument om gericht stoffen, waarvan de plant tekorten vertoont, toe te passen
  • De inzet van druppelirrigatie moet zich (gezien de kosten) nog bewijzen. De theorie erachter is sterk, gezien onze doelen, maar in een gemiddeld nat jaar kom je niet uit de kosten.
  • De combi van rijenspuiten en schoffelen zou goed moeten kunnen werken maar vereist zeer nauwkeurig werken en een voldoende mate van overlap tussen die 2 werkzaamheden.
  • Het rijenspuiten an sich leidt tot een beduidende besparing op toegepast middel (ruim 50%)